zaterdag 21 juni 2014

Twijfels, onzekerheid, vaagheid en nog meer wachten....



16 april 2014 kom  ik na een reeks onderzoeken bij de longarts, waar de vriendelijke meneer mij meedeelt dat ik lymfeklierkanker heb. Een schok, op zijn minst…. en dan begint het wachten. Van onderzoek naar onderzoek, van mislukte operatie naar mislukte operatie. Steeds krijg ik een nieuwe datum “dan weten we meer en kunnen we het behandelplan gaan opstellen”. Direct moet ik door naar Nijmegen omdat er zo snel mogelijk eicellen ingevroren moeten worden. Mijn lijf werd vervolgens weken achtereen volgepompt met hormonen omdat alles snel snel moest, ik had immers weinig tijd en moest zo snel mogelijk met de chemo starten. Anderhalve maand na de eerste diagnose weten ze nog steeds niet wat voor soort kanker het precies is en word ik doorverwezen naar Nijmegen omdat ze daar een punctie kunnen doen die eigenlijk niet kan mislukken. Wederom wachten dus en van onderzoek naar onderzoek. Na het zoveelste pijnlijke onderzoek (waarom kunnen ze tegenwoordig niet iets met euhm bellenblaas ofzo? Gewoon, leuk, vriendelijk, vrolijk.. dan zou het allemaal een stuk beter te doen zijn)  weer een week wachten op de uitslag maar er is in ieder geval een datum, 17 juni 2014 zou ik de uitslag krijgen en moet er toch eindelijk duidelijkheid komen, ik kijk er in ieder geval reikhalzend naar uit. Ik ben klaar om te vechten en kan niet wachten tot ik eindelijk kan beginnen met beter worden.  

Na lang wachten en veel geduld is het dan EINDELIJK  17 juni, kom maar op met die duidelijkheid. Ik stap bij de arts naar binnen en hij kijkt me aan met een blik die niet te lezen is. Hij vertelt spijtig dat hij nog niks weet. Ik denk even dat hij de uitslag nog niet binnen heeft en voel al irritatie opkomen, als hij nog niks weet had hij ook even kunnen bellen, scheelde ons weer een ritje Nijmegen. Maar dan laat hij me een mail lezen. In de mail staat in vage bewoording dat er geen duidelijke kankercellen gevonden zijn in het weefsel. Het overige weefsel gaan ze nog grondig onderzoeken met iets van kleur (? Geen idee) of ze er toch iets uit kunnen halen maar het lijkt niet op kankerweefsel. Ik kijk de hematoloog aan en vraag hem wat dit betekend.  “het betekend dat ik nu twijfel aan je diagnose”. Ik ben stil en kijk hem aan, ik zoek de blik van de knappe co-assistent die erbij zit en zie dat ook hij gespannen naar de hematoloog kijkt en mijn blijk ontwijkt. Ik vraag wat het dan kan zijn als het toch geen kanker is en hij verteld dat hij zich nu afvraagt of het niet toch Sarcoïdose is (helemaal in het begin, na de eerste thoraxfoto dachten de internist en de longarts dat het Sarcoïdose zou zijn “90% zeker”). De hematoloog benoemt dat mijn klachten en het beeld wat ze op de PET/CT scan gezien hebben toch wel heel sterk lijkt op Hodgkin maar dat ze nu toch twijfelen. Ineens voel ik me heel erg boos, twijfelen? Twee maanden geleden is mij gezegd “je hebt lymfeklierkanker” en nu is er ineens twijfel? Hoe kan je tegen iemand zeggen dat ze kanker heeft als je nog twijfelt? Dan zeg je toch “wij denken dat” of  “we hebben sterke vermoedens dat”. Maar nee bij mij wordt er dan weer gezegd “je hebt”. Lekker duidelijk!
Je zou denken dat dit goed nieuws is en ja, dat is het ook want er bestaat een kans dat ik (toch) geen kanker heb, natuurlijk is dat goed nieuws!

Maar toch ben ik boos!

Boos op de artsen die zeggen “je hebt kanker” terwijl er twijfel is. Boos op pijnlijke, gevaarlijke operaties met bloedingen die onnodig lijken te zijn geweest. Boos op alle 1001 naalden die aan alle kanten in mijn lijf gestoken zijn. Boos op alle troep die in mijn lijf gespoten is. Boos op alle ziekenhuisritjes naar Doetinchem, Nijmegen en Arnhem. Boos op alle uren die ik in het ziekenhuis gelegen heb. Boos op het verdriet bij de kapper toen mijn haren er af gingen. Boos op de afschuw die ik voelde bij de pruikenman. Boos op misselijkheid van spanning. Boos op het gigantische en lelijke litteken dat de rest van mijn leven in mijn hals staat. Boos op kanker die mij angst gegeven heeft . Maar bovenal boos op het lange wachten en de onzekerheid wat nu WEER verlengt wordt. Het zinnetje “er is twijfel” geeft hoop, hoop op het niet hebben van kanker maar ook onzekerheid want misschien is het toch kanker of misschien is het een ander soort kanker of misschien heb ik wel twee diagnoses of...

Ik hield mezelf voor dat ik geen hoop wilde hebben maar toch heb ik die. Ik heb hoop dat ik mijn haren niet ga verliezen, ik heb hoop dat ik binnen een paar weken weer aan het werk kan, ik heb hoop dat ik niet mijn hele lijf eruit ga kotsen van de chemo, hoop dat er geen naalden meer in me gestoken worden, dat ik niet meer opengesneden wordt, hoop dat ik door kan met mijn leven. Tegelijkertijd is er angst, angst dat het toch kanker is terwijl ik me bij deze diagnose al had neergelegd. Angst op de lange twee weken wachten.. angst dat er iets in mijn lijf zit waar ik geen weet van heb en waarvan de artsen niet weten wat het is. En angst op hoop.. op het hebben van hoop om over twee weken weer de dreun van “het is toch kanker” te voelen. Bij de eerste keer dat ik hoorde dat ik kanker had kwam de klap onverwacht. Nu is er ineens heel veel onzekerheid en het niet weten wat te verwachten. Twee lange weken onzekerheid en spanning om misschien straks de klap nog eens te krijgen want zo voelt het. Ik heb onbewust de schakeling gemaakt van kanker naar Sarcoïdose en ja, dat is een opluchting Sarcoïdose is echt niet fijn maar altijd nog beter dan kanker, nu maar hopen dat de klap wegblijft.

Het plan is nu om een nieuwe PET/CT scan te maken en dan mag ik over twee weken terugkomen om de uitslag daarvan te horen. Ze kijken met de scan hoe de plekken in mijn lijf er nu uit zien, zijn ze gegroeid in bijna 3 maanden tijd, zijn ze gekrompen, zijn ze gelijk gebleven of wat is er mee gebeurd? Aan de hand daarvan wordt er een nieuw plan van aanpak gemaakt en kunnen ze hopelijk iets van een diagnose stellen. Als de plekken gegroeid zijn is de kans groot dat het toch wel kanker is. Dan is het hopen dat er ergens een plek zoveel gegroeid is dat ze er makkelijk bij kunnen. Als de plekken zijn gekrompen is het bijna zeker dat het geen kanker is maar Sarcoïdose wat ze dan hopelijk kunnen bevestigen. Als de plekken gelijk zijn gebleven kan het zijn dat ze nog afwachten en over 4 maanden nog eens een scan maken om in de gaten te houden wat er gebeurd.


Kortom: wachten, onzekerheid en twijfels want volgens de arts ben ik een raar verhaal.. ja vertel me eens wat nieuws. 

woensdag 18 juni 2014

CT-geleide punctie oftewel in een ruimteschip met een waterpistool in je borst

Vandaag is de dag van de punctie. Ik begin zo onderhand een hekel te krijgen aan het woord ‘Punctie’. Bij het horen van dat woord krijg ik spontaan buikpijn. Na een beenmergpunctie (naald in mijn bot), een longpunctie (naald in mijn long) en een eicelpunctie (naald in mijn eierstok) kan ik toch stellen dat ik genoeg ervaring heb met puncties. En nee, dan klinkt een punctie door mijn borstkas heen niet echt aantrekkelijk. Ook vandaag voel ik me de patiënt van dokter bibber, werkt het ene niet dan steek je gewoon een naald ergens anders in, werkt dat niet, dan snij je gewoon daar iets open, maakt allemaal niet uit joh. Dokter House zegt dat ook wel eens “stick a needle in it and see what happens”. Op tv vermakelijk maar als je er zelf ligt toch ineens een stuk minder gezellig.
Ik heb een lief vriendinnetje en vriendje meegenomen naar het ziekenhuis. Ik mag de hele dag blijven dus het is gezellig dat ik gezelschap heb. Het is even zoeken naar de juiste afdeling, Nijmegen is wat dat betreft echt een doolhof. Als we de juiste afdeling gevonden hebben komt een zuster me ophalen om me naar mijn kamer te brengen. Ik kijk verbaasd als ik zie dat het een privé kamer is. Zo luxe hebben ze dat in Doetinchem toch echt niet. We grappen wat over dat het wel een vijf sterren hotel lijkt, met luxe badkamer, uitzicht en een heerlijk bed. We kijken nog verbaasder als er een vriendelijk dametje binnenkomt die vraagt wat voor tijdschriften ik leuk vind. Als we ons niet echt raad weten doet ze zelf wat voorstellen en zo ligt 5 minuten later mijn bed bezaaid onder verschillende nummers van de “Linda”. Wauw, een privé tijdschriftenservice!
Ik moet ongeveer twee uur wachten voor de punctie is. Er wordt nog een keer bloed afgenomen en ondertussen vermaken we ons met kletsen, lezen en grappen zodat ik mijn hongergevoel en zenuwen even vergeet. Uiteindelijk mag ik om 13.00 mijn comfortabele kleding verruilen voor een mooie ziekenhuisoutfit. Ik word opgehaald en met bed en al (altijd zo’n onzin want ik kan prima zelf lopen) naar de echo afdeling gebracht. We rijden eerst naar een verkeerde afdeling waar ons verteld wordt dat we naar beneden moeten. Mijn bed wordt geïnstalleerd in een zijruimte van de wachtkamer, speciaal voor bedden. Er wordt een belletje op mijn bed gelegd en ik kan elk moment opgehaald worden. In de ruimte is het verder leeg, er staan geen andere bedden. Aan de zijkant staat een desk met een (wat later bleek) co-assistent erachter. Een niet onvriendelijk uitziende co-assistent mag ik wel zeggen. Na ruim een half uur naar het plafond staren verveel ik me stierlijk en ik probeer de co-assistent uit te lokken tot een praatje. Ik zit nog te bedenken hoe ik dit het beste kan beginnen als ik me wat omdraai en mijn bel op de grond valt. De co-assistent komt meteen aangelopen om de bel op te rapen. Ik zeg dat dat niet nodig is omdat ik heel hard kan roepen als er wat is. Hij moet lachen en zegt dat hij me dan van die twee meter afstand vast wel moet kunnen horen. Zo is het ijs gebroken en we grappen nog wat. Als hij later met een andere co-assistent aan het praten is kom ik erachter dat hij een kater heeft van de vorige avond. Het was blijkbaar een heftig feestje want als er later een vrouwelijke co-assistent bij komt staan gaan er wilde verhalen de gang over. Ik geniet stilletjes van de verhalen en de afleiding die het me geeft. Na een uur wachten hoor ik dat er een CT scan kapot is die eerst gemaakt moet worden voordat mijn punctie kan plaatsvinden. Uiteindelijk lig ik iets van anderhalf uur later in de ruimte waar de scan gemaakt wordt. De arts en zijn assistent zitten achter het glas naar computerschermen te staren. De assistent, een wat oudere vriendelijke man, komt vertellen dat ik zo op de tafel van de CT mag gaan liggen, dat de arts de plaats gaat bepalen en ik dan een plaatselijke verdoving krijg. Hij zegt dat het onderzoek geen pijn zou moeten doen. Ik ontspan wat, in het vooruitzicht dat het zonder pijn toch geen heel naar onderzoek kan zijn. Het is ijskoud in de ruimte en ik moet mijn ziekenhuispakkie uit doen. Ik mag mijn broek aanhouden en ga op de CT tafel liggen. Ik moet mijn armen omhoog leggen, boven mijn hoofd en krijg een handdoek over mijn buik om me wat warmer te houden. De arts komt nog even vertellen wat er gaat gebeuren en dan wordt ik in het CT apparaat geschoven. Ik heb een paar maanden geleden ook een CT scan gehad (twee zelfs) en ben niet heel angstig voor het apparaat. Een aantal keren wordt me gevraagd mijn adem in te houden en ik moet doodstil blijven liggen. Na een paar keer gescand te zijn komt de assistent me vertellen dat ze toch contrastvloeistof moeten toedienen omdat ze anders niet kunnen zien waar mijn aderen etc lopen en er dan een te grote kans is dat ze daar doorheen prikken. Toch een infuusje dus en dan weer opnieuw door de scan. De arts heeft de plaats gezien en komt een puntje zetten op mijn borstkas. Ik had verwacht dat de plaats links onder mijn borst zou zijn maar de plek is tussen mijn borsten aan de rechterkant. Hij zwaait wat met de stift en krast per ongeluk over mijn kin. Ik moet doodstil blijven liggen dus zeg ook niks. Als de plaats bepaald is met de stift wordt het ontsmet en zet hij de verdoving. De verdoving moet diep gaan en is dus erg pijnlijk. Ik probeer rustig door te ademen en hou mezelf voor dat het hierna geen pijn meer doet. Ik heb zo genoeg van steeds weer pijn en prikken. De verdoving is gezet en ik ga weer door de scan om te bepalen of de plek echt goed is zo. Daarna wordt er een geleide naald in mijn borst gestoken, een klein stukje en dan laat hij hem zitten (!). Ik ga met naald en al weer door de scan en kijk wat angstig naar onderen. Wat een gek idee dat je daar in zo’n apparaat ligt, halfnaakt met een lange naald die uit je borst steekt. Ik moet even denken aan een scene van een horrorfilm maar schud dat beeld snel van me af (niet letterlijk want ik moet immers doodstil blijven liggen). De arts moet zien of de richting van de naald goed is en of hij niks raakt wat hij niet moet raken. De naald wordt nog wat verder in mijn borst gestoken en ik voel een helse pijn. Ik zucht een keer om aan te geven dat het zeer doet. De arts benoemt dat hij langs het bot moet en dat dat inderdaad zeer doet. Ik ga weer door de scan en voel een traan langs mijn oog en een druppel over mijn borstkas glijden, daar lig je dan.. Er komt wat vocht en bloed door de punctiewond wat richting mijn hals loopt. Ik probeer mijn gedachten stil te zetten, zing in mijn hoofd een paar liedjes en sluit me verder af.

Ik ga nog een paar keer door de scan en de arts duwt de naald steeds een stukje verder in mijn borstkas. Op een gegeven moment moet hij meer kracht zetten en voelt (en klinkt) het alsof er een eischaal breekt in mijn borstkas, ik word even angstig maar de arts doet alsof het erbij hoort, dat zal dan dus ook wel zo zijn. Na een aantal keren door de scan geweest te zijn is de arts tevreden over de plek. Er gaat een  andere naald door de geleide naald en dan pakt hij iets wat lijkt op een waterpistool met een lange naald er aan (hoezo kan het nou niet eens een gewoon waterpistool zijn? Is toch veel leuker). Hij laat de klik horen wat het apparaat maakt. Het klinkt als een nietpistool. Hij benoemd dat hij dit een keer of drie gaat doen om drie hapjes te nemen uit het weefsel in mijn borstkas. Ik blijf zo stil mogelijk liggen. Het pistool klinkt niet alleen als een nietpistool maar elke keer dat hij een hapje neemt voelt het ook alsof hij met veel kracht nietjes in me schiet. Tussen elk hapje door kan ik heel even op adem komen omdat hij dat hapje in een buisje moet doen. Ik kan niet zien hoe het eruit ziet en op dat moment interesseert me dat ook niet, ik wil alleen maar weg hier.

Eindelijk ben ik dan terug op mijn privé kamertje. Ik moet nog een poosje blijven omdat er een foto gemaakt moet worden om een klaplong uit te sluiten. Ik rust wat uit en mag eindelijk wat eten. Mijn lieve vriendinnetje en vriendje zijn er weer om me gezelschap te houden en me te helpen de stomme punctie te vergeten. Als ik opgehaald wordt voor de longfoto wordt mijn bed gereden door de niet-onvriendelijk-uitziende-co-assistent. Ik vraag nog of hij het wel trekt om mijn bed te duwen met zijn kater. De foto is snel gemaakt en als de arts deze beoordeeld heeft mag ik naar huis, er zijn geen indicatoren voor een klaplong.


Volgende week de uitslag maar nu eerst, uitrusten en mijn hondje knuffelen. 

Dag pruikenmannetje

Een week na mijn eerste (bijna traumatische) bezoek aan de pruikenman heb ik vandaag een tweede afspraak. De pruiken die hij besteld heeft in mijn kleur zijn binnen en staan opgestapeld aan de rand van de kamer. Ik neem plaats in de grote kappersstoel, voor de nog grotere spiegel en kijk naar de dozen. Een stuk of twaalf. De pruikenman kijkt naar mijn haar en vraagt of ik het geknipt heb. Dan besteedt hij de eerste 5 minuten aan het afkraken van mijn haar “heb je daar geld voor moeten betalen” vraagt hij ongelovig. LUL.
Als hij klaar is met mijn haar afkraken (denk ik op dat moment, niet wetende dat hij er de hele afspraak op terug blijft komen om er nog iets lelijks over te zeggen.) pakt hij zonder treuzelen de eerste pruik en voor ik het weet zit het haargeval op mijn hoofd.. het gaat me allemaal iets te snel en ik word een beetje misselijk. Ik kijk naar mijn BF en ze lacht me bemoedigend toe. De ene na de andere pruik wordt op mijn hoofd geplant. De ene nog lelijker dan de andere maar ik ben ongetwijfeld wat bevooroordeeld. Mijn BF vind ze voor pruiken best mooi. Ik vind het er raar uit zien maar als ik heel eerlijk ben zie je nauwelijks dat ik een pruik op heb. Ze zijn knap gemaakt, met verschillende haarkleuren zodat je niet ziet dat het nep haar is. We hebben al snel twee favorieten omdat de andere tien er uit zien alsof ik 80 ben, kort, krullerig en lelijk. We maken in het buitenlicht wat foto’s en nemen dan de beslissing voor één van de pruiken die er het minst tuttig en het meest natuurlijk uit ziet. Ik ga het thuis overleggen en spreek af dat ik hem bel over of ik de pruik wil. Met een laatste opmerking over mijn kapsel door de pruikenman lopen we de deur uit. Mijn BF vind de pruiken wel mooi en als ik de foto doorstuur naar mijn BV, moeder, zus en oom zijn de reacties eigenlijk heel positief. Ik kijk regelmatig naar de foto maar kan niet echt zeggen dat ik er blij van wordt. Mijn oom biedt aan om de 500 euro die ik zelf moet betalen voor de pruik voor mij te betalen. Zo’n stukje haar kost maar liefst 1100 euro!  De dagen daarna denk ik veel na over de pruik en over mijn gevoel hierbij. Mijn eerste reactie is dat ik het belachelijk veel geld vind voor een stukje haar. Dat zou toch ook goedkoper moeten kunnen? Het lijkt me in eerste instantie prettig om een pruik in huis te hebben, voor het geval ik eens ergens heel wil zonder er ziek uit te zien. Opmerkingen van andere mensen dat de pruik er heel natuurlijk uitziet en dat je dan helemaal niet ziet dat ik ziek ben stellen me niet gerust. Langzaam bekruipt me het gevoel dat ik me voor de kanker moet schamen, dat ik me moet verstoppen om andere mensen geen ongemakkelijk gevoel te geven. Hetzelfde gevoel ben ik doorgegaan met het hele Frankenstein gebeuren. Ik kon met de grote snee in mijn hals twee dingen doen, of ik verstop het litteken steeds onder een sjaaltje of laat mijn (toen nog lange) haar erover vallen of ik accepteer dat er een litteken zit en schaam me er niet voor. Ik heb gekozen voor het laatste. Het litteken hoort nu bij mij en ja, het ziet er lelijk uit maar voor mij straalt het ook weer een soort van kracht uit, ik ben een vechter en mijn lijf vecht mee en daar hoef ik me niet voor te schamen, sterker nog, daar mag ik trots op zijn!

Na het hele pruikgebeuren een aantal dagen door mijn hoofd te hebben laten spoken heb ik besloten dat ik me niet wil verstoppen. Als ik me begin te verstoppen duurt dit jaar verdomd lang en ik kan zeggen, dat deze afgelopen twee maanden al verdomd lang duurden. Dus nee, verstoppen is geen optie. Een pruik kriebelt, irriteert en schuurt en bovendien is het hartstikke warm in de zomer. En zo was de beslissing om (voorlopig) geen pruik te nemen genomen. Tot grote verbazing van mijn moeder, BF en andere mensen dicht bij me want ja, mijn haar was mijn alles. Ik sluit me zeker niet aan bij de mannen die opmerkingen maken die me ontzettend irriteren over “het is maar haar” want het is veel meer dan "maar haar" maar ik wil me niet verstoppen en ik weiger me te schamen voor mijn ziek-zijn. Kale kop of niet, ik blijf ik en dat is dat. 


Natuurlijk zie ik ontzettend op tegen de dag dat de eerste pluk gaat vallen. Natuurlijk wordt dit een paniekmoment en zal ik een vreselijke dip krijgen als ik voor het eerst mijn kale kankerhoofd bekijk. Maar ook hier vind ik een weg doorheen, zonder me te verstoppen of het gevoel te hebben dat ik me moet schamen voor mijn kanker. Voor mij voelt een pruik op dit moment gewoon niet goed, misschien denk ik er straks  anders over maar nee, voor mij geen bezoeken aan de stomme pruikenman meer. 

zondag 15 juni 2014

Kappersbezoek

Een paar dagen voor mijn tweede bezoek aan de pruikenman heb ik een afspraak bij de kapper. Mijn eigen kapper, want er is maar 1 kapster die mijn haren mag knippen. Ik ben trots op mijn haar en ben er altijd blij mee geweest. Ik vind het leuk dat ik er zoveel verschillende dingen mee kan en vind het heerlijk dat het zo lang is. Maar daar gaat nu verandering in komen.. het gaat er af. Ik heb lang nagedacht over hoe ik dat hele je-haar-gaat-er-af-proces wil doormaken en ik heb besloten dat ik het eerst korter wil laten knippen. Na de operaties was het lastig mijn lange haar te wassen, borstelen en föhnen. Als er in je hals gesneden is kun je je armen moeilijk omhoog houden en kracht zetten is ook lastig. Hoe dan ook heb ik besloten om mijn haar eerst kort te laten knippen. Het lijkt me doodeng als de eerste pluk eruit valt en dan lijkt het me nog enger als dit een hele lange pluk is. Dus daar zit ik, bij mijn eigen kapper, die weet wat er aan de hand is en met mijn zus naast me voor morele steun. Dit soort dingen wil ik niet in m’n uppie doormaken dus het is fijn dat ze er is. Ik heb besloten dat ik een vlecht wil doneren, hier maken ze pruiken van voor kindjes met kale kankerhoofdjes. Mijn haar is lang genoeg maar er zijn een paar dooie punten die er eerst af gaan. Ik wil immers wel gezond haar doneren. Dan is de vlecht iets korter dan hij moet zijn, bij de stichting hebben ze de eis dat de vlecht minimaal 25CM moet zijn en dat is best lang. De kapster meet mijn haar en zegt hoeveel er dan af moet. Ik slik een keer want het is meer dan ik gedacht had.. ik twijfel toch even en mijn zus zegt nog; “als je besluit je lange haren te houden tot het er echt af gaat is dat ook goed hé!” ik bekijk de lengte die de kapster aanwijst en kijk naar mijn lange haar wat eronder hangt. MIJN haar.. maar toch voelt het egoïstisch om het te houden. Ik heb er over een paar weken niks meer aan, dan verdwijnt het sowieso in de prullenbak en nu kan ik er nog een kindje gelukkig mee maken. Dus voelt het egoïstisch om mijn eigen haar te houden, vreemd maar waar. Ik doe mijn ogen dicht en zeg dat ze het er maar gewoon van af moet knippen. Ze maakt een vlecht en knipt (met wat moeite) door mijn dikke haren heen. Ze legt de vlecht naast de spiegel zodat ik hem kan zien. Ik kijk er naar en voel me een beetje misselijk worden dus maak een grapje over dat het lijkt of mijn arm daar ligt. Ze zegt dat ze hem wel weg kan leggen als ik het vervelend vind om er naar te kijken. Ook hier twijfel ik even over maar ik vind dat ik het tot me door moet laten dringen. Ik dwing mezelf er naar te kijken en voel eigenlijk vrij weinig. Pas daarna kijk ik in de spiegel. Ik zie er stukken jonger uit en mijn zus vind het prachtig zo. Ik vind dat ik meer een 14 jarig jongetje lijk maar zeg niks. Ik laat de kapper haar gang gaan en we kletsen nog wat. Ze knipt mijn haren bij en laat de voorkant zo lang mogelijk. Mijn zus is er wel enthousiast over en ik houd wijselijk mijn mond. Als we weggaan geeft de kapster mij mijn vlecht. Ik vind het eng om aan te raken omdat het voelt als een afgeknipt ledemaat. Ze heeft gelukkig een tasje waar de vlecht in mag. 

Als we buiten zijn maakt mijn zus nog een foto van mij met mijn nieuwe haar en stapt dan in haar auto. Ik ga in mijn eigen auto zitten en kijk in de binnenspiegel. Ik stuur mijn BV (beste vriend) een appje en begin dan eindelijk te huilen.


kennismaken met het pruikenmannetje

Één van de eerste vragen die naar boven kwamen toen ik hoorde “je hebt kanker” was 1. Of ik dood zou gaan (in principe staat dit niet in mijn planning maarja mijn planning loopt wel vaker in de soep) en 2. Of ik mijn haren zou verliezen. Hierop was het antwoord van mijn oncoloog kort “ja” (zoals overigens al zijn antwoorden kort zijn). Sommige mensen reageerden op dit nieuws met “het is maar haar, daar moet je je niet druk om maken”. Zulke “sommige mensen” zijn meestal mannen ;) . Vrouwen lijken wat beter te begrijpen waarom je haar kwijtraken zo’n issue is. Mijn BF (Beste vriendinnetje) had al snel een nachtmerrie over dat zij haar haren kwijt zou raken. Ik heb het onderwerp eerst vermeden en er nog weinig aandacht aan geschonken. Wel zelf al nagedacht over hoe ik dat proces naar haarloosheid wilde aanpakken. Na een paar weken dus  toch een afspraak bij de pruikenman waarvan ik een foldertje zag in het ziekenhuis. Ik las ergens dat je het beste een pruik kunt laten aanmeten wanneer je je haren nog hebt. Dus zo ging ik een dag nadat ik na mijn tweede operatie uit het ziekenhuis kwam, samen met mijn BF naar de pruikenman. De pruikenman is een wat arrogant uitziende man met grijze krulletjes die een dure (geen idee, maar zag er duur uit!) kapsalon heeft in Doetinchem. Hij lachte vriendelijk maar ik voelde me meteen ongemakkelijk. De hele salon straalde luxe uit en ik zat daar in mijn joggingbroek met mijn favoriete Uggs (ziekenhuistenue). In een kamertje achter de kapsalon ontvangt de pruikenman zijn pruikenklanten. We worden mee naar achteren genomen en krijgen door zijn assistente een ienie minie kopje thee in onze handen gedrukt. Er wordt niet gevraagd of we überhaupt wel zin hebben in thee wat bij mij het gevoel van onbehagen versterkt. Het komt gewoon niet echt vriendelijk over allemaal, ook al kijkt iedereen nog zo aardig. In het pruikenkamertje staan een paar paspophoofden met een pruikje erop. Korte, tuttige pruiken die me niet direct aanspreken en eerder zorgen voor spanning dan voor geruststelling. Er staat een grote kappersstoel met een nog grotere spiegel ervoor. Ik kijk er in en zie mijn vermoeide, bleke hoofd (0,6 liter bloed schijnt toch ergens goed voor te zijn). De pruikenman vraagt eerst wanneer ik mijn haren ga verliezen. Hierop moet ik hem een antwoord schuldig blijven aangezien ik zelf niet weet wanneer ik  ga starten met de chemo. Tussendoor vraagt hij nog even wat ik precies heb waarop hij ogenschijnlijk koeltjes reageert. Daarna vraagt hij of ik mijn haren altijd naar achteren draag (heb ze nu in een rommelig knotje, dat hoort bij mijn ziekenhuistenue. Het feit dat ik net geopereerd ben en mijn haren dus nog niet mag wassen helpt ook niet echt mee). Ik kijk mijn BF aan en antwoord dat ik het meestal los heb “oh, dus je hebt ze nu niet op je mooist” antwoord de pruikenman. Euh.. nee, zoals ik zei kom ik net uit het ziekenhuis. Hier blijft hij even over doorvragen en vervolgens pakt hij een tijdschrift-achtigboek. Hier staan allerlei pruiken in als voorbeeld. Ik wil graag een donkerblonde pruik, zoals mijn eigen haarkleur. Hij laat een paar voorbeelden zien en ik knik wat, benoem wat ik wel en niet mooi vind en voel me steeds ongelukkiger worden. Uiteindelijk zegt hij dat hij genoeg weet en een aantal pruiken voor me zal bestellen. Hij belt zijn leverancier waar we bij zitten en er komen een stuk of 12-15 pruiken zijn kant op. Een week later mag ik terugkomen om te passen. En zo loop ik, doodongelukkig, na mijn eerste bezoek aan de pruikenman samen met mijn BF de dure kapsalon weer uit.