“Euh.. welke dag is
het vandaag?..” ineens is er een dikke zwarte mist. Ondoordringbaar, niet door
heen te kijken, geen enkel lichtpuntje van een kwartje dat zou moeten vallen. In
paniek grijp ik mijn telefoon om antwoord te geven op mijn eigen vraag. “woensdag”
zegt mijn collega, maar er valt nog steeds geen kwartje. Het woord “woensdag”
heeft ineens al zijn betekenis verloren. Welke dag in de week is dat.. heb ik
al gewerkt deze week, zijn er al dagen geweest deze week? Is het ochtend of middag, wat moet ik morgen
doen, en wat was de vraag eigenlijk? 1 zwart gat in mijn hoofd. Ik klik mijn
agenda open en zie dat het woensdag is.. ja woensdag, gisteren was het dinsdag,
morgen is het donderdag, ohja.. morgen hebben we een vergadering dus dan kom ik
ook werken. De mist trekt op en ik weet het weer. Ik maak er een grapje van
maar eigenlijk ben ik geschrokken van mijn complete black-out, ik pak snel mijn
spullen en zoek de veiligheid van mijn auto op.
Een dag later bespreek ik het voorval met de ergo therapeut,
we bekijken mijn dagindeling en het aantal keren dat ik over mijn grenzen ga.
Ze vraagt of ik dan niet eerder naar huis had kunnen gaan. Ja dat had
natuurlijk gekund.. ik sta nog niet als een volwaardige kracht op mijn werk dus
kan in theorie naar huis gaan wanneer het niet meer gaat. In theorie.. want in
de praktijk blijkt dat ik dat gewoon weiger te doen. Ik moet bij wijze van op
sterven na dood zijn wil ik eerder naar huis gaan, iets wat voor mij gelijk
staat aan falen. Hoe meer zij via allerlei manieren duidelijk probeert te maken
waarom het niet verstandig is wat ik doe, hoe groter de brok in mijn keel
wordt. Ik slik een paar keer maar de brok gaat niet weg. Ik zou hier ter plekke
in tranen kunnen uitbarsten maar zelfs dat gun ik mezelf niet. Ik moet sterk
zijn, doorgaan, laten zien hoe dapper ik ben maar van binnen wordt ik
verteerd.. Ik vind dat ik alles gewoon weer moet kunnen maar merk ook dat wat
ik wil eigenlijk niet gaat. Ik weet dat het niet verstandig is om door te gaan maar
weiger er aan toe te geven. Ruim een jaar lang heeft in het teken gestaan van overleven,
letterlijk overleven. Alles doen wat tegen mijn gevoel indruist. Naalden in
mijn eigen buik steken, me vol gif laten spuiten, mijn perfect gezonde huid
open laten snijden, toegeven aan nog 2 extra rondes chemo terwijl ik al kapot
was en later de moeheid opzij zetten om te gaan sporten, mezelf van de bank
sleuren om op de loopband te stappen, alles om beter te worden, om te winnen,
om weer mezelf te worden. Me afsluiten van mijn lijf om de pijn te doorstaan
van een boor die mijn bot binnendringt, de dikke naalden door mijn borstkast
heen negeren, de connectie tussen mijn hoofd en mijn lichaam uitzetten om te
overleven. En nu ik zogenaamd “gewonnen” heb moet ik ineens alles laten vallen
wat mijn leven heeft gered om weer te luisteren naar mijn lichaam. Toegeven aan
moeheid om beter te worden, pijn voelen en er op inspelen, grenzen accepteren
en er naar luisteren. Alles wat me “dapper” maakte, wat me onwijs geholpen
heeft om optimistisch te blijven, om vrolijk door het jaar heen te komen moet
ik aan de kant schuiven om ineens weer te luisteren naar mijn lichaam en het de
rust te geven die het nodig heeft. Waar ik het hele jaar de pijn en moeheid moest
negeren om beter te worden zorgt dat negeren er nu ineens voor dat ik niet
vooruit ga. Dus ben ik onverstandig bezig en moet ik 180 graden draaien. Die
omslag..zover ben ik nog niet.
Ik probeer duidelijk te maken waarom het zo lastig is om
hetgeen los te laten wat me zo geholpen heeft. Als een kind wat afscheid moet
nemen van zijn favoriete knuffel. Het doorzetten heeft me geholpen en maakt me
trots. Nu ineens toegeven dat iets niet gaat druist compleet in tegen mijn
gevoel. Mijn overlevingsmechanisme houdt nog dapper stand, hoe zet je dat weer
uit? En wil ik dat wel uitzetten.. Het lijkt alsof mijn lijf me uitdaagt, alsof
de kanker me uitlacht “je denkt dat je gewonnen hebt maar ik heb dingen van je gestolen
die je nooit meer terugkrijgt”. Ik negeer het, wil het niet horen. Eline versus
Kanker 1-0. Ik had gewonnen! Tenminste.. dat was de bedoeling.. toch? Hoe
harder mijn lijf roept dat dingen niet gaan hoe meer ik er tegenin wil gaan en
ze toch wil doen. Hoe hoger de muur die het opwerpt, hoe harder ik ertegenaan
trap. Vechten is het enige wat ik kan. Bewijzen dat ik het wél kan. Bewijzen dat
mijn lijf weer van mij is en dat niemand, dat niks bepaald wat ik wel en niet
kan doen. Ik slik nog eens maar de brok
in mijn keel blijft. Ik kijk de ergotherapeut aan en zeg dat dat geen moeilijke
maar een haast onmogelijke taak voor me is. Opgeven.. zeggen dat iets niet lukt,
dingen afzeggen, eerder naar huis gaan, oftewel; Falen.
Eenmaal thuis ga ik achter mijn laptop zitten. Boven mijn
bureau hangt een lijst met een verzameling oude foto’s. Ik kijk naar een
lachende Ik die in de camera kijkt, een glas drinken in de ene hand, een rij
vrienden aan de andere kant. Me vermakend op één van de vele feestjes waar ik
graag heen ging. Lachend, grappend, dansend. Terwijl ik daar zit voel ik het..
de lachende kanker. Lachend omdat het weet dat het dingen van me heeft
afgenomen die ik nooit meer terugkrijg. Eventjes komt het binnen, ik ben niet
alleen mijn lange blonde lokken kwijt maar ook mijn wilde haren.